Aanraken en afsluiten

Eind jaren tachtig – ik was twaalf – ging ik met mijn oma naar een tentoonstelling in het Paleis op de Dam. Eén van de trotse gevleugelde leeuwen die in Venetië vanaf torenhoge zuilen over de toegestroomde toeristen en de duiven waken was naar het ‘Venetië van het Noorden’ verscheept. De gigantische gevleugelde leeuw – symbool voor Johannes Marcus, de beschermheilige van Venetië – stond in een klein zaaltje. In de hoeken stonden norse mannen in exotische uniformen het beeld te bewaken. Voorzichtig voelde ik aan de leeuwenpoot. Ik had het beeld nog niet aangeraakt of er schalde een staccato geschreeuw door de ruimte. Twee wachten kwamen aangerend, hun pistolen nog net niet in de aanslag om te constateren dat de potentiële terrorist onmogelijk een lid kon zijn van de Brigate Rosse en dat een kranige tachtigjarige Indische dame in haar beste Italiaans ‘e’solo un bambino’ snauwend hun werk al had opgeknapt. Nooit meer heb ik later de behoefte gevoeld om kunstwerken aan te raken.

In de zomer van 2009 bezocht ik in Witte de With een tentoonstelling van kunstenaar Billy Apple® (Auckland, New Zealand, 1935), tijd- en genre genoot van Warhol. Zijn werk onder de noemer ‘History of the brand’ op de derde verdieping kan zonder problemen als Pop Art worden omschreven. Prints met daarop alleen het FOR SALE, ingelijste facturen met erboven PAID en eronder de tekst: ‘The artist has to live like everybody else’en een gouden appel. Toen Barry Bates in 1962 zijn naam veranderde in Billy Apple® begon hij als dit merk aan een zoektocht om het te verfijnen en om de grenzen af te tasten tussen kunst en commercie. Zes-en veertig jaar later, in 2008, vervolmaakte hij deze zoektocht door de naam Billy Apple® als trademark te laten registreren.

Op de tweede verdieping merkte ik gelijk dat er iets vreemds aan de hand was met de ruimte. De grote raampartij waardoor het Erasmusziekenhuis normaliter te zien is leek verdwenen. Nooit eerder was de ruimte zo hermetisch en wit geweest als bij deze tentoonstelling die de naam ‘Revealed/Consealed’ droeg. Na de opening van zijn alternatieve kunstruimte in 1969 in New York begon Apple® zich toe te leggen op werk dat hij Censure doopte. Plekken in galeries die hem niet bevielen markeerde hij rood, alsof de plek geredigeerd werd met een gigantische pen. Hij bood daarna aan om de verbeteringen uit te voeren, óf om de ruimte terug te laten keren naar de oude vorm, de rode markeringen overgeverfd alsof de inkt was verdwenen. In Witte de With werd door hem de hele tweede verdieping onder handen genomen. De eerder genoemde raampartij werd een gigantische witte muur en de keuken en een berghok werden verwijderd. In deze nieuwe ruimte waren nu afbeeldingen van eerdere Censure werken te zien. Ook hingen er a f fiches van een tentoonstelling in New Plymouth (NZ) waarin hij de ruimtes ook daadwerkelijk had aangepast, zogenaamde Alterations. Een van de Alterations in de tentoonstellingsruimte in Nieuw Zeeland maakte het interieur meer toegankelijk omdat hij een trap verbreedde. Tijdens een andere tentoonstelling, in de Auckland City End Gallery (NZ) sloot hij een ruimte juist
helemaal af door een muur door te trekken over een oorspronkelijke ingang.

Het vroegere werk van Billy Apple® was door zijn Pop Art stijl erg toegankelijk, tegen het commerciële aan. Na zijn verblijf in New York en de aanpassingen in de galerie ruimten nam hij deze ideeën mee terug op twee reizen, in 1975 en 1979, naar Nieuw Zeeland. Hier begon hij de zogenaamde Subtractieve werkwijze nog verder uit te werken. Als kunstenaar telkens geconfronteerd met een nieuwe expositieruimte in vaste vorm wilde hij vrij zijn om deze belemmeringen te bestrijden. Hierdoor trok hij niet alleen de ruimte naar zich toe, hij onttrok ook voor de (reguliere) bezoekers de zekerheid weg van de ruimte die zij dachten aan te treffen. Door deze manier van werken wordt de omgeving die de expositieruimte is zelf ook tot kunst verheven; aangepast aan de voorkeur van de kunstenaar voordat hij er zijn werk in plaatst. De ervaring die dit oplevert is voor een bezoeker die bekend is met de ruimte het meest interessant. In de bekende maar aangepaste ruimte gaat bijna automatisch de aandacht eerst uit naar de heroriëntatie, er is iets niet in de haak, men denkt een bekende ruimte te betreden maar dat blijkt niet het geval te zijn. Pas bij het ontdekken van de aanpassingen en het begrip dat dit een belangrijk onderdeel uitmaak t van de tentoonstelling an sich, kan de aandacht worden verschoven naar de andere ‘tentoongestelde’ werken in de ruimte. Kunst die aan het denken zet, nieuwsgierig maakt en waarbij je verplicht wordt te anticiperen, de passieve bezoeker in ons aan een haakje in de garderobe achterlatend. Dat zijn tentoonstellingen die je jaren later nog herinnerd, want aanraken en afsluiten, daar draait het in het leven toch vooral om.

Verschenen in De Nieuwe #21

Leave a Reply