Biecht van een verslaafde

Op een dag in 1983 hield ik mijn eerste computerspel in handen. Het was een liquid crystal display game (LCD-game), liep op batterijen en was ongeveer zo groot als een pakje sigaretten. De opdracht, rechtstreeks uit Singapore aan mij gericht, luidde: ‘Mickey Mouse moet proberen eieren te vangen die de kippen (steeds snellerrrrr!) links en rechts van hem op verschillende plankjes leggen.’ Vanaf dat moment hebben computerspellen en consoles (de systemen waarop ze gespeeld worden) een belangrijke plaats in mijn leven ingenomen. Mijn favoriet was de Commodore 64 bits-computer met tapejes waarop geblokte, simpel vormgegeven spellen als Bruce Lee en H.E.R.O (man met helikopter op rug schiet zich een weg door verschillende ondergrondse werelden) stonden. Naast het toetsenbord stond een soort taperecorder waar de cassettes in moesten. Gewone cassettes waaruit, als je tijdens het opladen van de spellen het geluid aanzette, een soort faxsignaal kwam.

Een jaar later waren deze geluiden al weer uit de eigentijdse huiskamer verdreven. ‘Heb jij nog geen NES?’ De Nintendo Entertainment System 8-bit-console was een grijze schoenendoos met een klepje, via een kabel aan te sluiten op elke televisie, en voorzien van een arsenaal aan spellen dat zijn weerga niet kende. Het moet op 24 september zijn geweest, de verjaardag van mijn broer, dat ik onwennig de joypad (bestuurpaneel) van dit systeem uitprobeerde. En natuurlijk het laserpistool waarmee je in Duck Hunt van afstand eenden en kleiduiven uit de altijd blauwe lucht kon schieten. De joypad – afgeleid van joystick (‘stuurknuppel’) en pad (‘mat’, ‘kussentje) – was even groot als het gehele eerder besproken Mickey Mouse-spel, met een kruis als richtingsknop links, twee actieknoppen rechts en twee keuzeknoppen. Tot op de dag van vandaag is dat nog steeds de basis van elke joypad op elke console.

Een ander spel dat naast Duck Hunt in het pakket zat, heette Super Mario Bros. De Italiaanse loodgieters Mario en zijn broer Luigi gingen op zoek naar Princess Toadstool, die ontvoerd was door de boze koning Bowser. De formule bleek zo succesvol dat Mario twintig jaar later nog steeds op uiteenlopende consoles naar de prinses zoekt. Mario werd een superster zoals Pac-Man (‘het gele happertje’) dat begin jaren tachtig was geweest op Arcade Machines, bakbeesten van elektronische speelautomaten die opdoken in cafés en hotellobby’s. Ach, de jaren tachtig. Dankzij die games gingen ze gelukkig veel sneller voorbij.

De jaren negentig brachten de Sega Mega Drive. Deze had twee keer zo veel bits en was dus twee keer zo snel, had een veel mooiere grafische kwaliteit dan de NES en bracht een nieuwe held: Sonic the Hedgehog. Het razendsnel door het beeld rollende stekelvarken zou zijn aartsvijand, dokter en slechterik Ivo Robotnik, wel eens een lesje leren. De joypad van Sega had drie knoppen, dus eenderde meer mogelijkheden dan de NES, en de beeldkwaliteit van een tekenfilm. Nintendo kon niet achterblijven en kwam al snel met de Super NES op de markt.

Tot dan toe werden de spellen voor de console verkocht in zogenaamde cartridges, cassettes die in het systeem geplaatst werden alvorens er gespeeld kon worden. Dit zou pas veranderen in 1995, toen hifi-gigant Sony zich in de spelcomputermarkt stortte. De Sony Playstation was de eerste console waar wereldwijd meer dan honderd miljoen exemplaren verkocht werden. De nieuwe held was dit keer een vrouw. De jongens die de doelgroep vormden waren groot geworden en raakten al gauw verslingerd aan de rondborstige avonturierster Lara Croft uit het spel Tomb Raider. Die minibroeken waarin heden ten dage iedere dame zonder cellulitis zich vertoont, droeg zij al in 1995. Lara Croft had het uithoudingsvermogen van een Olympisch turnster, een machinepistool op elke heup en een missie: het opsporen van een archeologisch artefact in de tombe van Qualopec in Peru.

In 2001 besloot Sega zich uit de consolebusiness terug te trekken. De laatste twee Sega-consoles hadden verlies geleden en Sony was als concurrent een maatje te groot. Door het verzetten van de bakens van console naar softwareontwikkeling en arcadespelkasten is Sega heden ten dage marktleider in arcadespellen. Dit zijn de kasten waarvan Pac-Man en Pong de belangrijkste voorlopers waren en die vooral in Azië in grote hallen tegen betaling bespeeld worden. In 2001 zag ook een nieuwe spelcomputer het licht: de Xbox van computermoloch Microsoft. Bill Gates had lang gewacht met het introduceren van zijn eigen console en was vast van plan een groot aandeel in de spelcomputermarkt te verwerven.

Maar games komen niet alleen uit dozen met een stekker in de muur. Kinderen zijn nieuwsgierig, beweeglijk en dol op spelletjes en het lag voor de hand dat het idee van het Mickey Mouse LCD-spel dat ik in 1983 kapotgespeeld had navolging zou krijgen. Voor elk ander spel moest in het begin een andere LCD-machine gekocht worden. Niet handig, al die verschillende machientjes. Nintendo begreep dat en introduceerde in 1989 de Gameboy, een hand-held computer waarin, net zoals in de systemen thuis, cartridges met uiteenlopende titels gestopt konden worden. De Gameboy liep op batterijen en werd geleverd met een kabel waarmee het mogelijk was om twee Gameboys aan elkaar te linken. Dan kon bijvoorbeeld bij Tetris, een inmiddels wereldberoemd puzzelspel waarbij steeds sneller naar beneden vallende blokken in elkaar gepast moeten worden. Het werd op deze manier nog spannender, aangezien de blokken die door de ene speler werden weggespeeld bij de punten van zijn tegenstander werden opgeteld. Het scherm van de Gameboy had weliswaar maar twee kleuren, maar het plezier van het in bus of vliegtuig dan wel tijdens de schoolpauze spelen van verschillende titels woog voor de spelers uiteindelijk het zwaarst.

Sega reageerde een jaar later door de Gamegear op de markt te brengen. Ook al konden op de Gamegear spellen in kleur gespeeld worden, het succes van de Gameboy werd er zelfs niet door benaderd. In 1997 stopte Sega met de productie van de Gamegear en nieuwe spellen voor het systeem. Wereldwijd zijn in totaal elf miljoen Gamegears verkocht. Nintendo kwam daarentegen telkens met een verbeterde versie van het Gameboy-concept (in kleur, met twee schermen, in kleiner formaat) en die voortdurende ontwikkelingen en aanpassingen zijn de verkoop ten goede gekomen. De teller staat op ongeveer 118 miljoen en loopt nog steeds. Sony heeft met de draagbare PlayStation, de PlayStation Portable (PSP), een goede tweede plaats in handen met 25 miljoen verkochte exemplaren.

Op dit moment zijn het Nintendo (met de Wii en de handheld console Double Screen), Microsoft (Xbox 360) en Sony (Playstation 3 en PSP) die de spelcomputermarkt onderling verdelen. Microsoft werpt zijn ervaring met internet in de strijd en Xbox-bezitters kunnen via hun internetaansluiting (via de Xbox Live-service) tegen elkaar spelen. Wil je voetballen tegen een bekende of desnoods een wildvreemde speler in Denemarken of Nieuw-Zeeland? Geen punt. Met een microfoon en koptelefoon kun je ook nog, net als thuis op de bank, tijdens het spelen met elkaar praten.

In principe heeft de Playstation 3 die mogelijkheid ook, maar bij Sony bevindt online gaming zich nog in de testfase, Home geheten. Nintendo heeft op zijn beurt met de Double Screen de handheld-markt in een stevige greep. De Wii-console die Nintendo in 2006 op de markt heeft gebracht, maakt gebruik van een nieuw soort besturingssysteem. Met de Wii-afstandbediening in de hand kan onder meer gebokst, getennist, gebowld en gegolft worden door de bewegingen, staand voor het tv-toestel, daadwerkelijk uit te voeren.

Met de komst van het online gamen, HD-televisie met scherper en beter beeld en de Blue Ray-techniek (dvd’s met veel meer mogelijkheden) is het landschap van de consoles en het online gamen in een razend snel tempo aan het verbreden en verdiepen. De ontwikkelingen zijn bijna niet bij te houden, de hoofdzaken nauwelijks nog van de bijzaken te onderscheiden.

(eerder verschenen op www.groene.nl)

Leave a Reply